Je oudere cliënt is zich anders gaan gedragen. Ze verwaarloost haar huis en is niet meer geïnteresseerd in haar omgeving. Je vraagt je af of dit een normaal gevolg van veroudering is of kan het dat het neurocognitief gedrag is?
Mevrouw Van der Velden (81) heeft 3 maanden geleden een heupoperatie gehad na een val in huis. Je komt bij haar voor ondersteuning bij hersteloefeningen, wondverzorging en medicatiebeheer. In verband met je vakantie is het bijna een maand geleden dat je haar voor het laatst zag.
Bij binnenkomst valt je op dat het huis er minder netjes uitziet dan anders; er liggen kranten en papieren verspreid over de tafel en er staat een stapel afwas in de keuken. Dat lijkt niks voor de eerst zo nette mevrouw Van der Velden. Je merkt ook op dat ze je niks te drinken aanbiedt en niet geïnteresseerd lijkt in jullie gesprek.
Wil jij meer weten over psychiatrie in de ouderenzorg?
Kom dan naar het congres Ouderenpsychiatrie op 2 april in Veenendaal. Een dag van herkennen en signaleren van psychiatrische aandoeningen bij ouderen met de focus op:
- Neuro-cognitieve stoornissen
- Psychotische stoornissen
- Stemmings- en angststoornissen
- Persoonlijkheidsstoornissen
De thema’s zullen behandeld worden door de sprekers Jan van der Hammen, Gerben Bergsma, Elles van Velzen en Martin Kat. Meer weten? Klik dan hier!
‘Ik wil zo niet ouder worden’
Het kan natuurlijk zijn dat ze een minder goede dag heeft, maar je vindt de veranderingen opvallend. Je gaat in gesprek met mevrouw. Ze vertelt dat ze zich de laatste tijd nerveus en somber voelt. Ze piekert veel, kan zich moeilijk concentreren, slaapt slecht en denkt vaak: ‘Het heeft geen zin om zo oud te worden.’
Later spreek je haar zoon, die vertelt dat hij en zijn zus ook die neerslachtigheid hebben gemerkt bij hun moeder. Daarnaast noemen ze ook haar recente desinteresse in haar omgeving. ‘Haar kleinzoon is begonnen aan zijn eerste bijbaantje, maar daar hoefde ze eigenlijk niets over te horen. Terwijl ze normaal gesproken juist zo geïnteresseerd is in ons en de kleinkinderen.’
MMSE
Milde veranderingen in gedrag en cognitie kunnen een normaal onderdeel zijn van het verouderingsproces. Maar de plotselinge omslag van mevrouw van der Velden lijkt te suggereren dat er meer aan de hand is.
Je deelt je bevindingen met je collega’s. Er wordt een Mini-Mental State Examination (MMSE-test) afgenomen, waarop ze 28/30 punten scoort. Een lage score op de MMSE komt overeen met een laag cognitief niveau, waarbij een score lager dan 24 (van de 30) doorgaans als afwijkend wordt beschouwd.
Dit is dus niet het geval bij mevrouw van der Velden. De ouderenpsychiater stelt de voorlopige diagnose: een laat ontstaan angstig depressief syndroom, hoogstwaarschijnlijk in het kader van een laat ontstane depressieve stoornis.
Mevrouw wordt hiervoor behandeld met SSRI’s en slaapt daarna beter, krijgt weer meer eetlust en bij de vervolgcontacten blijft haar stemming opgewekt. Maar ze blijft wat ongeïnteresseerd en onverschillig in haar gedrag. De verwachte terugkeer van haar belangstelling voor de kinderen en kleinkinderen blijft uit. Tijdens vervolgonderzoek wordt duidelijk dat er sprake is van een vroeg stadium van de ziekte van Alzheimer.
Begeleiden bij Alzheimer
Na de diagnose bespreek je met mevrouw Van der Velden en haar familie wat dit voor hen betekent. Omdat de ziekte progressief is, zal mevrouw waarschijnlijk ook veranderingen gaan ervaren in haar geheugen en denkvermogen.
Je biedt hen ondersteuning en advies over hoe ze het beste kunnen omgaan met de ziekte en de veranderingen die ze zullen ervaren. Er wordt een agenda aangeschaft om afspraken in op te schrijven en de kinderen spreken af dat zij moeder regelmatig bellen om te vragen of alles gaat. Een casemanager dementie begeleidt de familie verder in het proces.
Bij vervolgbezoeken merk je dat het langzaamaan steeds beter gaat met de heup van mevrouw van der Velden. Na een half jaar is de heup volledig hersteld, waardoor ze weer vrijwel normaal kan functioneren in haar dagelijks leven. Wel blijft haar algehele desinteresse in omgeving en activiteiten aanhouden.
Noten
Kat MG. (2019). Ouderenpsychiatrie: de praktijk. Bohn Stafleu van Loghum. Casuïstiek uit dit boek is ook gebruikt voor het ontwikkelen van de casus.
Geef je reactie
Om te kunnen reageren moet je inlogd zijn. Inloggen Ik heb nog geen account