Klinisch redeneren helpt snel en goed te communiceren met artsen, ondersteunt een meer gelijkwaardige samenwerking en draagt bij aan de kwaliteit van zorg. Toch leven er nog veel misvattingen over.
Docent Margreet van der Pol zet de 5 meest gemaakte denkfouten op een rijtje.
1. ‘Ik vind het lastig mijn niet-pluisgevoel met feiten te onderbouwen’
‘Juist hiervoor is door ons ontwikkelde Time OuT-praktijkmodel zo geschikt’, vertelt Van der Pol. Zij werkt sinds 1984 in de zorg: eerst als IC-verpleegkundige en de laatste jaren als docent verpleegkundige vervolgopleidingen en in Klinisch Redeneren bij VUmc Amstel Academie.
‘Met dit praktijkmodel neem je even een time-out om jouw gevoel gestructureerd onder woorden te brengen in drie stappen: observeren, analyseren en communiceren. Zo benoem je wat je ziet en voelt. Daarnaast koppel je dit aan je medische kennis. Wat zie je en wat weet je nog meer over de patiënt? Als je een inventarisatie hebt gemaakt, kun je analyseren wat de volgende stap moet zijn: wat moet er nu gebeuren en wie is daarvoor nodig?’
Wil jij meer weten over klinisch redeneren?
Want als verpleegkundige krijg jij steeds meer te maken met eigen regie nemen. Daarom organiseert Nursing de masterclass klinisch redeneren op 29 november in Veenendaal!
Ga aan de slag met het Time-ouT model en leer de methodiek toepassen op jouw eigen werkveld. Voor meer informatie over het volledige programma, klik hier!
2. ‘Ik heb geen tijd om een heel stappenplan door te lopen’
‘Daarom bestaat het stappenplan ook uit slechts drie stappen’, lacht Van der Pol. ‘Natuurlijk zijn er acute situaties waarin er geen tijd is, zoals een reanimatie. Toch wil de dokter wel graag weten waarom je belt. Liever geef je aan wat je ziet: dat de patiënt buiten bewustzijn raakt, zijn hartfrequentie heel laag is of de bloeddruk snel daalt.’
‘Het stappenplan maakt dat makkelijk, met klinische aandachtspunten waar we de parameters aan koppelen. Aan het begin kost het werken vanuit deze denkwijze tijd. Maar net als met een auto besturen gaat het steeds meer vanzelf. Zo kun je op gelijkwaardig niveau het gesprek aangaan.’
3. ‘Als het slechter gaat met een patiënt, beslist de arts wat er moet gebeuren’
‘Maar wij staan aan het bed en de arts niet’, reageert Van der Pol. ‘Dat maakt de verpleegkundige een onmisbare schakel voor goede kwaliteit van zorg. Onze observaties zijn waardevol voor de arts om tot een beleid te komen.’
‘Ook in een multidisciplinair of interprofessioneel overleg is gemeenschappelijke taal over hoe het met de patiënt gaat cruciaal om tot een passende behandeling te komen. De arts beslist, maar de verpleegkundige denkt mee vanuit feitenkennis.’
4. ‘Als ik iets zie, handel ik vanuit mijn intuïtie en ervaring’
‘Dat hoor ik vaak’, reageert Van der Pol. ‘Maar dan nog is het belangrijk dat je kunt onderbouwen waarom je iets wel of niet doet. Uiteindelijk moet je je handelen ook kunnen uitleggen: aan jezelf en collega’s, maar bijvoorbeeld ook aan leerlingen. Het model voorziet daarin. De derde stap is communiceren.’
‘Dat geldt voor hoe je in gesprek gaat met het zorgteam over het te volgen beleid, maar ook om achteraf je handelen te evalueren. Met de vragen uit het Time-OuT model leer je om automatische handelingen toch goed onder woorden te brengen in een nabespreking of klinische les.’
5. ‘Ik kan niet allerlei metingen doen’
‘Dit model is geschikt voor elke setting: of je nu in de thuiszorg, de verloskundigenzorg of de IC-zorg werkt’, zegt Van der Pol. ‘Je kunt namelijk ook zonder parameters al veel gegevens verzamelen door te kijken, luisteren en voelen. Ziet je patiënt grauw, voelt hij klam aan, houdt hij vocht vast, is hij kortademig, heeft hij blauwe vingers of een hoge temperatuur? Met die informatie kun je meedenken over wat er moet gebeuren, bijvoorbeeld een bloedafname of extra zuurstof.’
Jellereijngoudt wo 13 nov 2024 om 17:20
Nog een zeer belangrijke en relevante denkfout: klinisch redeneren is enkel gericht op het koppelen van observaties aan klinische kennis over ziekten, en enkel in acute situaties noodzakelijk. Klinisch redeneren is een vaardigheid om te komen tot de juiste verpleegkundige diagnostiek, doelen en interventies, en doe je ook in de niet-somatische setting en doorlopend bij iedere zorgvrager.